CD ‘Paraphrases’


Paraphrases: Romantic Music for 6 to 28 Horns

Capricorno 10022

Ensemble Capricorno

Jasper de Waal, Laurens Woudenberg, Rob van de Laar, Pieter Hunfeld, Kirsten Jeurissen, Mariëlle van Pruijssen, José Luis Sogorb, Margreet Mulder, Elizabeth Chell, Elske Groen, Jana Suilen

Students: Remon Aarts, Tinne Dehertefelt, Geerd Doomen, Ameli Epp, Hanna Guirten, Jochem van Hoogdalem, Yi-Ru Huang, Lindy Karreman, Eunmi Lee, Hugo Luijstenburg, Lidia Olthoff, Rinske van Oosterhout, Sep Otten, Felix Peijnenborgh, Rolf Verbeek, Mees Vos, Susanna Ten Wolde

Music for Horn Ensemble arranged and conducted by Herman Jeurissen

Liszt, Leier und Schwert; Schubert, Sehnsucht; Schumann, Jagdlied, op. 82, no. 9; Wagner, Tannhäuser: Concert-Paraphrase; Wagner, Trauersinfonie; Bruckner, Träumen und Wachen, Das hohe Lied & Angelusläuten; Liszt, Fleurs mélodiques des Alpes; Brahms, Ich schwing mein Horn ins Jammertal; Liszt, Der Jäger Abschied von Mendelssohn; Mahler, Nicht Wiedersehen!

 

“…Paraphrases is a remarkably nimble and beautiful collection of Romantic music. All of the arrangements are done by Herman Jeurissen. The depth, range, dynamics, and color on this recording are truly remarkable. For the listener who might find horn ensemble music monotonous, this recording will certainly change that opinion. This CD is top quality and highly recommended. Congratulations to Professor Jeurissen and his incredible cadre of current and former students! (The Horn Call. February 2014)

De nieuwe CD van hoornensemble Capricorno, Paraphrases, is te koop via www.rimskys-horns.comwww.fehr-frenchhorns.com en http://www.hoornshop.com, of u kunt een mailtje met uw bestelling sturen naar info@capricorno.nl (€ 12,50 exclusief verzendkosten).

 

Paraphrases
Paraphrases Voorkant

De hoorn is het romantisch instrument bij uitstek. De vroege 19de-eeuwse Duitstalige literatuur is ondenkbaar zonder donkere bossen, jachttaferelen, rondtrekkende muzikanten en hoorngeschal. ‘Das Waldhorn scholl weit und breit, [...] Das war eine schöne Zeit!’ dichtte Joseph Freiherr von Eichendorff (Der Reitersmann, 1810). Franz Schubert componeerde zijn liederencycli Die schöne Müllerin en Winterreise op Gedichte aus den hinterlassenen Papieren eines reisenden Waldhornisten (1821, 1824) van Wilhelm Müller. De driedelige volksliedverzameling Des Knaben Wunderhorn (1805-1808) van Achim von Arnim en Clemens Brentano was een onuitputtelijke inspiratiebron voor o.a. Carl Maria von Weber, Felix Mendelssohn- Bartholdy, Robert Schumann, Johannes Brahms en Gustav Mahler.

In het romantische orkest speelt de hoorn een cruciale rol. Robert Schumann roemde het instrument als ‘Die Seele des Orchesters’. Zelfs in zijn pianowerken is veelvuldig gestileerd hoorngeschal te horen: het Jagdlied uit Schumanns pianocyclus Waldszenen op. 82 klinkt als een pianobewerking van een virtuoze hoornfanfare. De grote romantische componisten hebben echter vrijwel geen oorspronkelijke composities voor hoornensemble geschreven. Hoornensembles speelden destijds vooral jachtmuziek en koorliederen. Zo behoort het koraal Angelusläuten uit Anton Bruckners Domkantate al sinds jaar en dag tot het vaste repertoire van de Wiener Waldhornverein. Mijn bewerkingen van mannenkoren van Schubert, Brahms en Bruckner passen in deze lange traditie. Bruckners zeer zelden uitgevoerde a capella koren Das hohe Lied (1876) en Träumen und Wachen (1890) zijn in de originele vorm vrijwel onzingbaar; zij gingen met goedvinden van de componist in première met op het laatste moment toegevoegde harp-, koper- en strijkerspartijen.

Originaliteit deed er in die tijd niet zo toe. Het gros van de 19de-eeuwse muziekuitgaven bestaat zelfs uit transcripties, fantasieën, parafrases en variaties over bestaande muziek. Franz Liszt betoverde het 19de-eeuwse publiek met zijn ongelofelijke pianotechniek. Operamelodieën, orkestwerken, (volks)liederen en zelfs kerk- muziek transformeerde hij tot fantasievolle pianocomposities, waarbij het origineel vaak slechts een inspirerend uitgangspunt was. Bij een aantal van Liszts pianotranscripties vinden we de opmerking quasi Corni.

De fantasie over Zwitserse alpenhoornmelodieën Fleurs mélodiques des Alpes (1837-38) en de parafrase over Mendelssohns koorlied Der Jäger Abschied (1848) lijken zelfs voorbestemd tot een bewerking voor hoorns. Maar schijn bedriegt. Het parafraseren van de vele pianistische hoogstandjes in virtuoze hoorncapriolen is allerminst een sinecure: het vergt niet alleen veel fantasie van de bewerker, maar ook een voortreffelijke hoorntechniek van de spelers. Hetzelfde geldt ook voor Liszts Héroïde (1848). Liszt baseerde dit pianistisch huzarenstuk op drie liederen uit de mannenkoorbundel Leier und Schwert, op. 42 van Carl Maria von Weber. Na een lofzang op het zwaard en een krijgsgebed volgt een huiveringwekkende schildering van een over- moedig regiment jagers dat met onstuimig hoorngeschal ten onder gaat.

Richard Wagner ging op een geheel andere manier om met Webers muzikale nalatenschap. Wagner ver- eerde Weber als vader van de Duitse opera en zag zichzelf als diens muzikale erfgenaam. De in 1826 in Lon- den gestorven Weber werd op Wagners initiatief in 1844 herbegraven in Dresden. Ter gelegenheid hiervan schreef Wagner een Trauersinfonie voor blaasorkest op thema’s uit Webers opera Euryanthe (1822-23). Na de ‘Geistervision’-passage uit de Euryanthe-ouverture volgt de Cavatine ‘Hier dicht am Quell [...] will ich mein stilles Grab mir bauen’. Tot slot klinkt de ‘Verklärung’ (= gedaantewisseling, ten hemelopneming) uit de finale van de opera. Wagner vervangt de originele tremolo’s in de altvioolpartijen door roertromroffels en onderstreept daarmee het treurmarskarakter van deze gelegenheidscompositie.

Liszts talrijke operafantasieën inspireerden mij tot een groots opgezette Concertparafrase over Wagners opera Tannhäuser (1845). De grote bedevaartscènes uit deze opera vormen het uitgangspunt. Het jachttafereel uit de eerste akte dient als intermezzo. Ook in de opera spelen de hoorns een dominante rol in het orkest, want niet alleen jagers, maar ook pelgrims dragen van oudsher een hoorn mee.

Wagner las de Tannhäuser-legende waarschijnlijk voor het eerst in Des Knaben Wunderhorn, de grote inspiratiebron van zo vele 19de-eeuwse componisten. Ook Johannes Brahms ontleende de tekst van zijn lied Ich schwing mein Horn ins Jammertal aan deze bundel. De Wunderhorn-liederen van Gustav Mahler behoren tot zijn meest gezongen composities. Het lied Nicht Wiedersehen! uit 1887 is echter nauwelijks bekend. Mahler was van joodse komaf en werd zijn leven lang geconfronteerd met een verwording van de idealen van de romantiek. Vaderlandsliefde en de hang naar een Christelijke mystiek ontwikkelden zich tot een eng nation- alisme en rabiaat antisemitisme. Mahlers muziek heeft steeds een dubbele bodem: het sublieme beweegt zich vaak aan de rand van de kitsch. Nicht Wiedersehen! kan men in dit opzicht beschouwen als een vaarwel aan de Duitse romantiek, een weemoedig afscheid van een voor altijd verloren wereld. Een transcriptie voor hoornensemble ligt geheel in deze lijn: voor Mahler was de hoorn niet alleen het ultieme symbool voor de ongerepte natuur, maar ook van de goede oude tijd.

Herman Jeurissen

Paraphrases Achterkant